vrijdag 19 november 2010

Dinsdag 22 december 1942

Dinsdag 22 december:
‘s Morgens om halfzes opgestaan en mij klaargemaakt voor het vertrek, ben nog even afscheid van moeder wezen nemen, hetgeen mij zwaar viel, toen om halfacht kwam de auto voor, waar Jan en ik mee weg moesten, toen nogmaals afscheid nemen van enkele buurtgenooten, en van mijn schoonmoeder, hetgeen me ook niet meeviel, toen zijn wij vertrokken naar Amersfoort, waar wij om 8 uur aankwamen op het station, daar werden wij opgewacht door een mijnheer van het arbeidsbureau, die ons kaartjes gaf voor het vertrek, en daar maakten wij kennis met een jongen uit Rheenen, die ook naar Kassel moest. Zoodoende waren wij met z’n drieën bij elkaar, nu en toen zijn wij naar de trein gegaan, nu daar waren mijn broers en zusters en schoonzuster ook aanwezig, mijn vrouw en kind waren aldoor bij mij, na nog wat gepraat te hebben was eindelijk het groote moment aangebroken om afscheid van mijn dierbare te nemen, hetgeen mij een opdringend gevoel gaf, van een onuitsprekelijk verdriet, want nu pas voelde ik wat het was een vrouw te hebben en een kind, nu voelde ik hoe banden des bloeds ons aaneen hadden gesmeed, als een onverbrekelijke keten, het deed mij pijn om te scheiden, maar het harde noodlot was over ons beslist, dus moest ik me maar gewillig overgeven, in de handen van Hem, die altijd het goede met ons voor heeft, en die nooit tot ons komt omdat Hij lust heeft om ons te plagen, maar altijd om ons dichter bij hem te brengen, en toen was het groote moment van het vertrek aangebroken, het was kwart voor negen toen de trein zich in beweging zette, naar Utrecht, na nog wat handgewuif, alles wat mij dierbaar was achter latende. 
Nu en toen hebben wij nader kennis gemaakt met die jongen uit Rheenen, die jongen zei dat hij Teunis Hendrikus van de Oosterkamp was. Nu en wij maakten toen ook onze namen bekend, en na nog wat gepraat te hebben waren wij om kwart over negen in Utrecht, daar moesten wij overstappen in een trein die naar Duitsland vertrok, nu en dat moesten wij in een kwartier doen, nu dat was even een gesjouw met die koffers van heb ik jou daar, het zweet gutste van mijn voorhoofd af, wij waren blij dat wij weer zaten, want wij zaten net of de trein zette zich al in beweging, nu dat was een pracht trein, want wij lagen heel in de kussens. Nu en toen hebben wij wat zitten praten, en wat foto’s zitten bekijken, en Jan die had nog wat sardientjes bij hem, en daar hebben wij er wat van op zitten eten, en ondertussen passeerden wij Geldermalsen, Zaltbommel en ‘s Hertogenbosch daar stopte de trein even, toen passeerden wij Boxel, Helmond en Eindhoven en Venlo stopte de trein weer, vandaar hebben wij een kerstkaartje weggestuurd naar huis, daar waren wij om 12 uur ‘s middags en toen zijn wij de grens overgegaan naar Kaldenkirchen, daar waren wij om half een en toen moesten wij de trein uit, voor de controle, daar moesten wij onze pas laten zien, en daar hebben wij onze koffers neer gezet en toen moesten wij wachten tot drie uur ‘s middags, dan konden wij mee naar Kassel, maar dan moesten wij twee keer overstappen, en daar hadden wij geen zin in, want om 6 uur vertrok er weer een trein, en die ging in eens door naar Leipzig en die stopte in Kassel, nu en toen hebben wij besloten om maar met de trein van 6 uur mee te gaan. 
Toen wij op het station in Kaldenkirchen waren, kwamen er nog een 20 Hollanders uit de trein vandaan, en toen zijn wij met zijn allen naar het leger in Kaldenkirchen gegaan, en daar kregen wij koolsoep, met brood, worst en een stukje boter, nu dat hebben wij daar naar binnen gewerkt en toen hebben wij daar nog een poosje gezeten, en toen kregen wij daar een kaartje om naar Kassel te reizen, en nu konden wij de stad ingaan en daar ontmoeten wij nog een jongen die ook naar Kassel moest, die heete Roelof Willem van Staveren en kwam uit Putten, zoodoende waren wij toen met zijn vieren die naar Kassel moesten, de andere moesten allen naar andere plaatsen, en nu zijn wij de stad ingegaan, om eens wat te bekijken, maar Wij zijn niet erg ver de stad in geweest, want het begon al gauw zulk slecht weer te worden, zoo dat wij tegen elkander zeiden, laten wij maar weer teruggaan naar het station, en daar wachten tot 6 uur, nu dat hebben wij toen maar gedaan, want hetgeen wij van Kaldenkirchen gezien hebben, nu dat was niet veel, want het viel ons geweldig tegen, nu en toen zijn wij naar het station gegaan, en hebben daar een paar glazen bier gekocht, nu en die smaakte fijn, daar kikkerden wij weer heel van op, nu en onze koffers hadden wij daar op het station in bewaring gegeven, dus daar behoefden wij ons ook niet bevreesd voor te maken. En eindelijk was het dan 6 uur geworden, zoo dat wij ons weer klaar maakten voor de reis, en toen stonden daar nog drie Hollanders, dat waren verlofgangers, en daar hebben wij toen nog even mee staan te praten, en ondertussen rolde de trein binnen, die ons naar Kassel  zou brengen, nu die man die onze koffers bewaarde zei tegen ons, als je gelukkig bent dan kun je om 1 uur in Kassel wezen, hij zei voor 12 uur, hoef je nergens om te denken, nu en toen hebben wij gauw onze koffers in de trein gesjouwd, want wij hadden niet veel tijd om in te stappen nu en Teun, die had een groote kist bij hem, en Roelof  ook, want toen wij in de coupe zaten, was de hele coupe vol, want er zaten toen nog geen menschen in en kwart over zes, vertrok toen de trein, nu we waren blij dat wij weer zaten, want wij waren dat gehang en heen en weer loopen zoo zat geworden, dat wij, toen wij zaten weer heel op ons verhaal kwamen, nu werd er niet veel meer gesproken, want in de trein was het donker, dus zien naar buiten kon je ook niet nu en eindelijk dommelde wij in, en schrokken dan iedere keer weer wakker, als de trein stopte, nu en de trein begon al voller te loopen, zoodat ze bij ons in de coupe ook kwamen te zitten, en ondertussen stopte de trein in Bochem, Essen, Soest, Duisburg, Walburg, en tenslotte in Kassel, waar wij er uit moesten, nu en toen was de trein zoo vol, dat wij er haast niet uit konden met de koffers, en wij hadden niet veel tijd, omdat de trein nog door moest naar Leipzig, nu toen trok een zoo’n Duitser gauw het raampje open, en deed gauw de kleine koffers er door, maar toen moesten die groote kisten van Roelof en Teun er nog uit, nu eindelijk was dan die ene kist van Roelof er uit, maar Teun met zijn kist zat er nog in, en nu mochten wij er niet meer in, want er stond nog zooveel volk dat met die trein mee moest, zoodat wij er niet meer in konden, nu en Teun zat er toen aldoor nog in, en nu was alles al in de trein en Teun zagen wij niet, nu wij dachten niet anders als Teun die gaat mee naar Leipzig, maar nee hoor, zoo dat wij het over hem hebben, komt hij er aan stappen, maar zonder kist. Maar gelukkig zijn kist was er ook uit, zei hij, want hij was er aan de andere kant uitgekomen, ja en daar was hij raar uit gekomen, want hij had nog een groote ruit gebroken met zijn kist, want zijn kist was door die ruit heen gevallen, maar wij zeien ook, dat mag hem niet hinderen, jij bent er uit met je kist, nu en ondertussen was de trein al weer lang weg, nu en toen wij daar op het station in Kassel waren, stonden wij te rillen van de kou, en toen was het half twee, ja en daar stonden wij toen, met zijn vieren bij elkaar, niet weten waar je heen moet, en de mensen niet verstaan kunnen. Gelukkig stonden daar nog 3 verlofgangers, die ook uit dezelfde trein gekomen waren, en die zeiden tegen ons, dat wij maar naar de wachtkamer gaan moesten, en dan eerst de nieuwe dag maar afwachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten